De complexe dynamiek tussen broers en zussen
Je broers en zussen zijn waarschijnlijk de mensen die het langst mee lopen op jouw levenspad. Soms zijn ze een zegen, soms een last. Maar jullie lijntje is altijd bijzonder vanwege de bloedband. Wat is de bijdrage van de ouders in de complexe dynamiek tussen broers en zussen.
Dit is de complexe dynamiek tussen broers en zussen in je familiesysteem
1. HOE ZAT HET OOK AL WEER MET DE FONTEIN?
De fontein is mijn metafoor voor je familiesysteem. Dat is de onlosmakelijke band met al je familieleden. Bij de fontein kun je je een mooie meerlagige fontein met bakken voorstellen waarbij het water van de ene bak in de andere vloeit. Van boven naar beneden, want zo werkt de zwaartekracht. De bak bovenin is voor je voorouders. De bak daaronder is voor je opa’s en oma’s. Dan volgt de bak van je biologische ouders. Jij staat altijd in de kindsbak onder je ouders. Onder jouw bak staan jouw kinderen en ga zo maar door. In de kindsbak onder je ouders sta je op volgorde van geboorte. Dus plek 1 is voor de oudste, plek 2 is voor het kind dat daarna kwam en ga zo maar door. Als je op je eigen, unieke en rechtmatige plek gaat staan met je innerlijke houding en iedereen uit je familiesysteem zijn of haar plek gunt, stroomt de fontein overvloedig. Dat positieve patroon zal zich dan ook in je dagelijkse leven herhalen, zowel in werk als privé.
2. KAN DEZE STROMING OOK TEGEN JE WERKEN?
Hoe harder je echter roept ‘daar wil ik niet bijhoren’ of ‘ik wil vooral niet zo worden zoals zij’, des te groter is de kans dat je door onzichtbare wetmatigheden wordt herinnerd aan waar je bij hoort en waar je vandaan komt. In een familiesysteem zitten namelijk wetmatigheden. Deze zie je niet, maar voel je wel, en zullen een effect hebben op je dagelijkse leven. Een voorbeeld van een wetmatigheid is: ‘Je kunt alleen maar dragen wat van jou is. Als je gaat dragen wat van de ander is (bijvoorbeeld van je ouders), verzwak je uiteindelijk zowel jezelf als de ander’. Of ‘dat wat je afwijst bij je ouders, installeer je onbewust bij jezelf vanuit onbewust loyaliteit, omdat je diep van binnen weet dat je je ouders niet kunt afwijzen.
3. WELKE GEBEURTENISSEN HEBBEN EEN INVLOED OP DEZE NATUURLIJKE VOLGORDE?
In de kindsbak sta je in volgorde van geboorte samen met je broers en zussen. Ook met halfbroers en halfzussen, miskramen, geaborteerde kinderen, weggegeven kinderen. Of kinderen van je biologische vader waarvan hij zich niet eens bewust is, misschien omdat hem nooit is meegedeeld dat hij een kind heeft verwekt. Stiefbroers/zussen staan niet in jouw kindsbak. Het maakt qua telling niet uit of je broers of zussen nog leven of niet. Vergeet hierbij ook niet de tweelingen waarbij een kind in de buik is overleden en waarbij de ander wel leeft. Als jij met je innerlijke houding bereid bent om een of meerdere plekken op te schuiven, sta je goed in de fontein ten opzichte van je broers, zussen etc. Je weet dan wellicht niet het ‘getal’ dat betrekking heeft op jouw plek, maar iedereen die bij het familiesysteem hoort, heeft dan een plek. Dat is een andere wetmatigheid. Iedereen hoort erbij; niets of niemand mag worden buitengesloten. Dat zorgt altijd voor onrust in een systeem, wat ook in het dagelijkse leven wordt gevoeld. Binnen een familiesysteem zit extreem veel loyaliteit naar elkaar zonder dat je je daar bewust van bent. Hier kom ik later in het artikel op terug. Afsluitend over de volgorde in de kindsbak: Wees je bewust van je taalgebruik. Noem bijvoorbeeld je oudere zus niet je zusje.
4. HOE ZIT HET MET GEVEN EN ONTVANGEN IN DE ‘KINDSBAK’ VAN DE FONTEIN?
Alleen tussen ouders en kinderen hoort er een disbalans te zijn: ouders geven altijd meer dan een kind ooit kan teruggeven. Bij alle andere relaties gaat het om een constante vereffening van geven en ontvangen. In de kindsbak staan de kinderen horizontaal naast elkaar en ontvangt het jongste kind het meest. Het water van de fontein stroomt ook via de oudere broers en zussen naar de jongste. Een jongere broer of zus mag niet voor de oudere broer of zus ‘zorgen’, wel andersom een klein beetje. Uiteraard mogen ze elkaar steunen waar nodig vanuit de vereffening van geven en ontvangen. Maar een oudere broer of zus mag dat alleen doen als broer/zus, en nooit als vervanger van de ouders. Het jongste kind ontvangt dus het meeste in systemische zin. Vaak zie je dat het jongste kind een groot deel van de verzorging van de ouder wordende ouders op zich neemt. Daardoor wordt de vereffening van geven en ontvangen tussen de broers/zussen nog wat vereffend. Laat dit overigens geen reden zijn om de verzorging van ouders alleen aan de jongste over te laten.
5. WAT ZIJN OORZAKEN DAT JE ALS KIND HET IDEE HEBT NIET OP DE JUISTE PLEK TE STAAN NAAST JE BROERS/ZUSSEN?
Of je op de juiste plek in de kindsbak staat, kun je vaststellen in een familieopstelling. Je hebt bijvoorbeeld het gevoel dat je meerdere levens moet leven, waardoor je heel druk bent. Een tandje lager leven lukt niet structureel. Je beweegt je dan wellicht tussen jouw plek en de onzichtbare lege plek in de fontein, bijvoorbeeld door een miskraam. Of je durft het leven niet vol te leven omdat het met je broer/zus heel slecht gaat of dat hij/zij wellicht ernstig ziek of gehandicapt is, waardoor je schuldig voelt dat het jou wel goed gaat. Door je klein te houden, maak je het verschil tussen jou en die ander dan minder groot. Dan sta je ook niet meer op jouw plek in de fontein. Het niet goed op jouw plek in de fontein staat, kan zich mogelijk ook uiten in veel eten: hoeveel monden wil dit kind onbewust voeden?
6. JEZELF GEEN GELUK GUNNEN
Of je voelt dat je leeft met een voet op het gaspedaal en met de andere voet op de rem. Dat zou kunnen duiden op een zogenaamde ‘onbewust identificatie’. Het familiesysteem accepteert het namelijk niet als iemand wordt buitengesloten. Als een kind niet wordt erkend, bijvoorbeeld een kind van een tweeling dat in de buik is overleden, zal iemand uit de familie die later is geboren ‘onbewust geïdentificeerd’ kunnen raken met de buitengesloten persoon. Deze persoon kan onbewust zijn leven gaan leiden volgens de dynamiek ‘het zal mij niet beter gaan dan jou’. Vaak is succesvol worden moeilijk, want als het jou goed gaat word je ontrouw aan de persoon met wie je onbewust bent geïdentificeerd. En dat is niet om uit te houden. Dus laat je het jezelf weer slecht gaan. Zie voor verdere uitleg hierover mijn boek ‘de fontein, vind je plek’. Het is dus belangrijk dat iedereen in de kindsbak (maar ook in de hele fontein) zijn of haar eigen plek vindt en behoudt. Anders gaan meerdere kinderen van hun plek. Stel dat kind 1 een miskraam is, dan is het levende kind dat daarna komt het kind op plek 2. Vaak wordt het gezien als kind 1. En alle jongere broers en zussen komen daarmee ook op de verkeerde plek in de fontein.
7. GEBEURT ER OOK IETS IN DE KINDSBAK ALS EEN KIND HET OOGAPPELTJE VAN EEN OUDER IS?
Stel dat een kind op plek 3 wordt voorgetrokken (met in totaal 3 kinderen in die bak). Daarmee komt het op de eerste plek in de kindsbak. Dus wordt het kind dat rechtmatig op plek 1 staat op plek 2, plek 2 komt op plek 3. En het voorgetrokken kind op plek 3 komt op plek 1. Belangrijk is je te realiseren dat de ene plek niet beter of meer is dan een andere plek. Alleen op de plek die jou rechtmatig toebehoort, vang je de stroming van de fontein volledig op. En deze stroming blijkt heel essentieel te zijn om je vervuld, blij en tevreden te voelen in je leven. Je kan meestal uittekenen dat mensen die structureel pech, gedoe in werk en relaties hebben of worstelen met psychosomatische klachten, niet goed op hun plek in de fontein staan.
8. WAT ZIJN REDENEN VOOR OUDERS OM EEN KIND VOOR TE TREKKEN?
Voorgetrokken worden lijkt ‘gunstig’ te zijn, maar het tegendeel is waar. Het oogappeltje moet vaak een taak vervullen voor de ouder, hoewel het er aan de buitenkant anders uit kan zien. Soms heeft een ouder niet goed in de fontein gestaan. Bijvoorbeeld doordat die voor zijn of haar ouders heeft moeten zorgen. Of omdat hij/zij een oordeel had over de ouders, waardoor hij is opgestegen in de fontein. Deze ouder wordt dan behoeftig. Dat voelt een kind altijd. Het oogappeltje gaat het de vader of de moeder naar de zin maken, want het kind ziet dat de ouder gaat stralen door zijn gedrag. De vraag is of dit kind zijn eigen leven mag leiden… Een kind zorgt dan voor de ouder en stijgt daarmee naar de bak boven de ouder en wordt op zijn beurt ook weer behoeftig. Zo worden patronen van generatie op generatie doorgegeven. Het is niet gepast om te zeggen dat je met het ene kind meer klik hebt dan met het andere. Er bestaat echter wel een risico dat je dit kind onbewust voor gaat trekken. Hoewel een kind nooit iets te eisen heeft van zijn ouders (ook zo’n eerder genoemde wetmatigheid in een familiesysteem), siert het de ouders als de kinderen worden behandeld volgens ‘gelijke monniken, gelijke kappen’. Dit betekent overigens niet dat elk kind op dezelfde manier moet worden aangesproken of tegemoet moet worden getreden. Als een kind een sport- of kunsttalent heeft, mogen de ouders het kind uiteraard helpen bij de ontwikkeling naar de top. Besef dat het kind de onevenredige aandacht ook als een last kan ervaren, omdat de balans van geven en ontvangen scheef kan groeien ten opzichte van de broers en zussen.
9. WAT IS HET EFFECT – ZOWEL POSITIEF ALS NEGATIEF – OP HET OOGAPPELTJE OP LATERE LEEFTIJD?
Dat is niet eenduidig te zeggen. Meestal herhalen patronen vanuit het familiesysteem zich in het huidige leven. Als een kind veel heeft ontvangen en goed is gehecht, zal het in het dagelijkse leven ook kunnen ontvangen en in staat zijn om te geven zonder leeg te lopen. Want als je veel ontvangt dan heb je ook veel om te geven. Daarnaast wil ik hier twee mogelijk belastende patronen benoemen: Een vadersdochter (een dochter die voor de vader heeft gezorgd, waarbij de kans vaak groot is dat de moeder innerlijk wordt afgewezen) wordt vaak heel aantrekkelijk. Maar de vraag is of ze haar vrouwelijkheid echt heeft omarmd. Dat doe je door je moeder boven je in de fontein te zetten. Dit heeft vaak gevolgen voor haar liefdesrelaties. Want verleidelijkheid is iets anders dan vrouwelijkheid. Een moederszoon heeft voor de moeder gezorgd. Het patroon dat daar vaak uit voort komt, is dat deze man vrouwen wil gaan redden. De kans is groot dat hij dit patroon in relaties ook doorzet met als mogelijk gevolg een voor de partner niet uit te houden disbalans in geven en ontvangen.
10. EN WAT IS HET EFFECT VAN DIT VOORTREKKEN VAN DE OUDERS OP DE ANDERE BROERS & ZUSSEN?
Als het oogappeltje meer heeft ontvangen in vergelijking tot de andere kinderen, kan een broer of zus jaloers worden en uit verbinding gaan met het oogappeltje. Of er ontstaat een gevoel van ‘ben ik dan niet goed of leuk genoeg?’ Hierdoor kan een lastige dynamiek tussen de kinderen ontstaan. Vaak zie je dat bij de verdeling van de erfenis ‘getouwtrek’ ontstaat over zogenaamde dierbare familie-erfstukken. Deze ruzies gaan niet over de erfstukken, maar over het rechttrekken van het verschil in aandacht van de ouders naar de kinderen.
11. STEL JE HEBT ALS BROER/ZUS VROEGER EEN HEKEL GEKREGEN AAN HET OOGAPPELTJE VAN JE OUDERS: HOE KUN JE DIT ALS VOLWASSENE ‘RECHT TREKKEN’?
Ten eerste; realiseer je dat je niets te eisen hebt van je ouders en dat een oogappeltje vaak niet zelf voor die positie heeft gekozen. Ouders geven wat ze kunnen geven. Als ze meer hadden kunnen geven, hadden ze dat gedaan. Het gedrag dat iemand vertoont is altijd de beste optie die er is, anders had iemand ander gedrag laten zien. Dus kennelijk was het voortrekken van een kind een oplossing voor iets dat in het leven speelt van de ouder(s). Dit is – hoe raar het ook klinkt – belastend voor het oogappeltje.
Ten tweede: Wees reflectief naar jezelf. Wilde je wel ontvangen van je ouders en het oogappeltje? Of was je kritisch dat het nooit genoeg was, foute timing of teveel of te weinig? Kon je aannemen wat er wel was? Heb je zelf aangegeven wat je nodig had? Heb je feedback gegeven op de situatie? Soms kan de conclusie daadwerkelijk zijn dat je objectief minder hebt ontvangen. Dat is verdrietig en het is wat het is. De vraag is of het zinvol is iemand dat ogenschijnlijke tekort te verwijten en te blijven hangen in zelfmedelijden. Laat bij de ander wat van de ander is en kijk aan wat van jou is. Verwerk de situatie op zowel rationeel als emotioneel niveau. Omgaan met primaire emoties is hierbij essentieel. Hoe je los kunt laten wat van de ander is en ‘ja’ zegt tegen hetgeen dat van jou is, beschrijf ik uitgebreid in mijn boek De fontein, vind je plek.
12. EN HOE KUN JE ALS OUDER (DIE ACHTERAF INZIET HET ENE KIND VOORGETROKKEN TE HEBBEN TEN OPZICHTE VAN DE ANDERE) DIT RECHT ZETTEN?
Els: ‘Als ouder kun je een erkenning geven naar het betreffende kind dat de aandacht voor de kinderen ongelijk is/was verdeeld. Of de erkenning dat het niet-voorgetrokken kind mogelijk een prijs heeft betaald. Je hoeft je echter als ouders nooit te excuseren, want een kind heeft niets van een ouder te eisen. Dit is het lot van een kind. Kijk vervolgens hoe je aandacht kan geven aan dit betreffende kind, zodat het zich gezien en gewaardeerd voelt.’
13. HEB JE NOG EEN ADVIES VOOR HET OOGAPPELTJE?
Erkennen dat de situatie zo is zoals die is en indien mogelijk de balans van geven en ontvangen tussen de broers/zussen herstellen. En uiteraard de eigen plek in de kindsbak terugvinden, ongeacht talent of rijkdom etc.
14. WIL JE TOT SLOT NOG IETS MEEGEVEN OVER DE BROERS/ZUSSEN-BAK VAN DE FONTEIN?
Ouders hebben geen bloedband en hebben meestal vrijwillig voor elkaar gekozen. Kinderen zijn tot elkaar ‘veroordeeld’ of bevoorrecht doordat ze dezelfde ouders hebben. Dat schept een diepe verbinding. Hoewel de kinderen elkaar in het dagelijkse leven flink in de haren kunnen vliegen, blijkt bijna altijd uit een familieopstelling dat er een diepe en grote liefde bestaat tussen de broers en zussen. Vaak is ruzie tussen de kinderen een niet uitgevochten gevecht tussen de ouders. Een kind is 50% de biologische vader en 50% de biologische moeder. Vanuit de loyaliteit naar beide ouders (waarbij bepaalde kinderen richting de vader bewegen en bepaalde kinderen richting de moeder) ontstaat de frictie tussen de kinderen. Deze ‘onmin’ is in essentie dus niet een persoonlijke kwestie, maar een systemische dynamiek. Wellicht geeft dit ruimte om je broer/zus vanuit een ander perspectief te bekijken. Ik voel me heel dankbaar dat ik een grote zus heb op plek 2, met wie ik een innige band heb en daarnaast staat een ongeboren grote broer op plek 1. Ik sta op plek 3. Ik zeg ‘ja’ tegen mijn eigen plek en gun anderen die van hun. Dat geeft rust en waardigheid voor iedereen. Hopelijk ken jij je plek, zowel letterlijk als figuurlijk’.